Als het einde nadert, wat vertel je dan nog? Wat blijft er over van je leven?
Door Roel Meijvis
Op 19 januari gaat Ground Floor in première in Rotterdam. En begin maart (5 en 6 maart) staat Ground Floor in Theater Kikker. De tekst voor deze nieuwe Orkater voorstelling werd geschreven door romanschrijver Maartje Wortel en op muziek gezet door componist, acteur en filosofiestudent Annelinde Bruijs. Roel Meijvis sprak Annelinde en Maartje tijdens het maakproces van deze “filosoferende musical”.
‘Dit project is gestart bij een vraagstuk rondom pijn’, vertelt Annelinde over het ontstaan van Ground Floor. ‘Een belangrijke inspiratie voor ons was een essay van cultuurfilosoof Byung-Chul Han. Han stelt dat we leven in een tijdperk waarin iedereen het recht op een pijnvrij bestaan opeist, alsof pijn niet bij het leven hoort. Met dit werk willen wij dat beest dat pijn heet juist in de bek kijken. Samen met Suze Milius (regie) en Marijn Alexander de Jong (co-regie en lichtontwerp) zijn we toen bij Maartje uitgekomen, die voor deze voorstelling haar eerste theatertekst heeft geschreven.’
‘De structuur van die tekst is heel simpel’, zegt Maartje. ‘Zes mensen zitten vast in een ruimte. Het decor (door Janne Sterke), dat zowel concreet als non-descript is, laat het open wat die ruimte precies is, maar ze kunnen er niet weg en ze vragen zich af of dit het einde is. Dan beginnen ze te vertellen, wie ze waren, wie ze hadden kunnen zijn, herinneringen. Over de situatie zelf wordt nauwelijks gesproken. Op een bepaalde manier zit daar ook dat vermijden van pijn in. En voor mij als schrijver – maar dit is voor ons allemaal anders – zit daar ook een analogie met onze tijd in, waarin er zoveel aan de hand is, maar waarin we toch maar gewoon doorgaan. Dat is absurd, maar heeft ook iets heel liefs, als je er met een zachte blik naar kijkt. Je kan eigenlijk ook niet anders, de werkelijkheid is zo groot.’
‘Wat we in de voorstelling zien is dus niet zozeer een verhaal, maar personages die hardop denken. Als het einde nadert, wat vertel je dan nog? Wat blijft er over van je leven? Hoe kijk je naar jezelf en naar elkaar?’ ‘Dat hardop denken is denk ik ook de overeenkomst tussen de literatuur van Maartje en mijn werk als theatermaker en componist’, vult Annelinde aan. ‘Alleen denken de personages in mijn werk altijd hardop op muziek.’
Een filosoferende musical
‘Ik ben opgeleid in muziektheater en musical en die vorm waarin alles wordt gezongen heeft mij altijd geïnteresseerd’, vertelt Annelinde. ‘Het heeft iets spannends en ontroerends, maar zo’n gezongen universum heeft ook iets vervreemdend. Omdat alles gecomponeerd is en er een muziekband meeloopt is alles artificieel en niets spontaan. De personages zitten als het ware gevangen in de vorm. In de musicaltraditie zoals we die nu kennen wordt dat punt vaak genegeerd. We wilden met dit werk een doorgecomponeerde voorstelling maken die die complexiteit behoudt.’
Deze elementen hebben samen geleid tot iets wat de makers zelf voorzichtig een “filosoferende musical” noemen. ‘Niet in de zin dat de voorstelling een filosofieles is over de ideeën van Kierkegaard of Nietzsche’, aldus Maartje, ‘maar wel dat hun ideeën terugkomen in de verschillende personages. De beelden die de tekst oproept zijn vrij banaal, maar gaan over alle vragen die de filosofie stelt: wie ben ik, hoe moet ik leven, waarom leef ik, hoe ga ik dood. Vragen waar we het antwoord niet op weten.’
Voor Annelinde roept dat niet-weten ook een spanning op met de musicalvorm: ‘Filosofie gaat over het openbreken van gedachtes, het uitstellen van een oordeel, het gebrek aan een antwoord even laten bestaan, terwijl musical juist gebruikmaakt van bekende figuren en verhaallijnen die worden ingelost. Alles komt goed. De dingen zijn helder. Maar we weten helemaal niks zeker, niet over onszelf, niet over het leven. Dat is een bron van pijn. In onze musical zien we daarom allemaal personages die zichzelf als het ware opgooien, van alle kanten bekijken, zonder ooit echt tot een antwoord te komen. Dat is voor mij het filosoferende aspect ervan.’
Maartje: ‘Maar het is absoluut geen parodie op musical! Het is niet cynisch of ironisch. Het is een hele oprechte poging ons tot die vorm te verhouden. Het is zelfs een van de oprechtste dingen die ik ooit heb gemaakt, juist omdat het zo het gevaar heeft om ironisch te worden.’
Brandcompartimenteringen
Annelinde maakt voor haar composities gebruik van verbatim, een compositietechniek waarin spreektaal, inclusief haperingen, onderbrekingen en eh-tjes, integraal op muziek wordt gezet. ‘Een libretto probeert vaak poëtisch te zijn. Maar iemand die spreekt probeert iets te zeggen, en slaagt daar vaak maar deels in. Juist dat geeft spreektaal voor mij iets poëtisch.’ ‘Annelinde heeft mij dus ook nadrukkelijk gevraagd geen muziek in mijn hoofd te hebben tijdens het schrijven van de tekst. Het hoeft geen herhalingen te hebben, geen rijm. Ik moest vooral niet denken dat ik een liedje aan het schrijven was.’
Annelinde: ‘Naast componist ben ik ook acteur in deze voorstelling. De muziek die ik schrijf komt voort uit mijn analyse van de tekst als acteur, volgt uit de ritmes van de zinnen, de gedachtes tussendoor, de subtekst, de toonhoogtes van een bepaald woord. Het is muziek die hakkelt en stottert, waarin maatsoorten veranderen en verassen. Anders dan bij een lyric draagt spreektaal niet al vanzelf de muziek in zich.’
‘Voor mij was dat ook waarom ik ja durfde te zeggen toen ik hiervoor gevraagd werd’, vertelt Maartje. ‘Omdat mijn tekst gezongen wordt, wordt het per definitie iets anders dan wat ik zelf maak. Ik vond het interessant om te onderzoeken wat er dan gebeurt. En er gebeurt ook echt iets anders. Ik vind het heel cool om te zien hoe Annelinde de subtekst invult met muziek, precies hoe ik het heb bedoeld. Die extra laag die een geschreven tekst wel heeft, maar altijd aan de lezer is om er wel of niet uit te halen, wordt nu meegegeven door de muziek, waardoor deze rechtstreeks naar het gevoel toe gaat.’
‘Ik denk ook dat het te maken heeft met dat Annelinde filosoof is, voegt Maartje daaraan toe. ‘Want het gaat er ook over hoe je naar iets kijkt, en dat niets vanzelfsprekend is, dat naïeve, waardoor alles waarde krijgt. De gedachte “waarom leef ik?” is even groot als de gedachte “ik zit aan een tafel”. En dat vind ik heel mooi gedaan in deze muziek, want het voelt ook net zo groot.’ ‘Ik heb Maartje wel vervloekt in mijn studio toen ik het woord brandcompartimentering in de tekst zag staan. Tweemaal.’
‘Maar het is haar wel gelukt. Ik ben geen theaterschrijver, ken geen enkele theaterwet, die van de literatuur overigens ook niet, maar juist dat avontuurlijke van dit project maakt dat deze voorstelling – of je het nou mooi gaat vinden of niet – sowieso tof wordt. Omdat het voor ons allemaal iets nieuws is. Voor ons als makers, voor Orkater, en ook voor de toeschouwers. Dat we het allemaal niet weten, niet volgens geijkte wetten maken, creëert een openheid waarin alles nog een hele eigen invulling kan krijgen. Het is een nieuwe manier van omgaan met muziek en tekst. In dat construct gaan zij echt iets aan met elkaar, net zoals de personages echt iets aan moeten gaan met elkaar. Dat is voor mij ook de warmte ervan.’
‘Maar die warmte heeft het niet uit zichzelf’, zegt Annelinde. ‘We zijn als makers niet geïnteresseerd in het meegeven van een kleur, dat het een doemscenario of juist hoopvol zou zijn. Waarom je kunst maakt is een moeilijke vraag, maar ik denk dat het voor mij hiermee te maken heeft, dat de dingen niet al bepaald zijn, dat je juist geen antwoorden geeft, oordelen uitstelt en iets vormgeeft wat vervreemdt. Daar heb ik – en ik denk wij allemaal – behoefte aan. Dat je naar iets mag kijken waar je niet meteen vat op hebt, dat je er misschien vaag iets in herkent wat over jou gaat, maar dat je toch ook afstand voelt. Vervreemding is voor mij ook niet kil, maar juist helemaal fysiek voelbaar’, aldus Annelinde. ‘Dat zijn ervaringen die we niet moeten ontkennen of uitbannen.’